Archeologen willen weten hoe mensen vroeger leefden en hoe hun maatschappij in elkaar zat. Ze willen het liefst ook weten wat ze dachten. Als er behalve materiële resten ook geschreven bronnen over zijn, is dat gemakkelijker dan als ze alleen maar voorwerpen kunnen bestuderen.
Archeologen nemen aan dat achter iedere menselijke handeling een bepaalde bedoeling steekt. Ze hopen dat die bedoeling zal blijken uit de dingen die ze vinden en bestuderen. Daarbij gaan ze er van uit dat de mensen vroeger min of meer hetzelfde dachten als mensen die tegenwoordig leven. Anders zouden ze helemaal niets kunnen zeggen over hun vondsten en zou het vak geen zin hebben. Uiteindelijk wil de archeoloog een verhaal kunnen vertellen over het leven van vroeger.
Maar de archeologen weten hoe moeilijk dat is. Er zijn maar heel weinig dingen van vroeger overgebleven, en meestal zijn dat niet de belangrijkste dingen. De meeste ervan worden bij toeval ontdekt en we weten niet wat er verloren is gegaan en wat er niet wordt gevonden. Het verhaal is dus nooit compleet.
Bovendien is het helemaal niet zeker of de mensen vroeger dachten zoals de mensen van nu. Geschreven bronnen kunnen helpen, maar dan nog is het moeilijk na te gaan wat de mensen dachten en voelden. Archeologen moeten dus met veel onzekerheden rekening houden als ze hun verhaal schrijven. Toch vinden ze dat verhaal de moeite waard – en de meeste mensen zijn het daarmee eens.
Alle informatie die nog in de bodem zit, zoals voorwerpen maar ook verkleuringen, wordt uitgebreid opgeschreven en ingetekend. Voor archeologen zijn dit belangrijke aanwijzingen voor wat er vroeger op deze plaats gebeurde. (Foto: Jeroen van der Vliet)